Re-integratieofficier

De re-integratieofficier (rio) werkt aan twee kerntaken: 1) jongeren (18- 27 jaar) die uit detentie komen ondersteunen en perspectief bieden, zodat ze niet terugvallen in de criminaliteit, en 2) een bindende factor zijn tussen alle partners die zich bezighouden met re-integratie.

Het team Aanpak Criminaliteitsfenomenen (ACF) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een dadergerichte aanpak ontwikkeld met als doel (herhaald) daderschap en jonge criminele aanwas te voorkomen. Een van deze interventies is de re-integratie officier (RIO), een coachgerichte aanpak in de begeleiding van jongvolwassenen die uit detentie komen. De RIO brengt de behoefte van de jongvolwassene in kaart op vijf leefgebieden - wonen, regelzaken, zorg, financiën en schulden, werk en inkomen – en werkt samen om een stabiele basis te creëren. Uit kwalitatief onderzoek naar de kosten en baten van de RIO-aanpak (ECORYS, 2022) blijkt dat de inzet van een RIO op korte termijn bijdraagt aan een verminderd risico op recidive. Op lange termijn draagt de RIO bij aan een positieve ontwikkeling op het gebied van beschermende factoren op de leefgebieden en een verbetering van samenwerking tussen ketenpartners. 

Doelgroep

De rio-werkwijze wordt ingezet in de strijd tegen overvallen, straatroven, woninginbraken en geweld. Een relatief groot aantal high impact crime daders recidiveert binnen twee jaar. Daarom ligt de focus van de rio op HIC-daders in de leeftijd van 18 tot 27 jaar. De rio begeleidt deze jongvolwassenen idealiter vanaf dag een in detentie voor minimaal twee jaar. Deze doelgroep heeft vaak te kampen met een licht verstandelijke beperking gecombineerd met huisvestingproblematiek, schulden, werkeloosheid, een crimineel netwerk en meer belemmerende factoren waardoor de kans op terugval groot is na detentie. De kern van de rio-werkwijze is dat de behoefte en wensen van de cliënt centraal staan, zodat ze gemotiveerd zijn hun leven weer op de rails te krijgen.

De positie van de rio in de keten

De rio is tevens de schakel tussen de jongere die hij/zij begeleidt en alle partijen die zich bezighouden met re-integratie. Vanaf dag een van detentie pakt de rio de regierol en verbindt strategisch, tactisch en uitvoerend werk met elkaar. Het gezamenlijk doel is om te voorkomen dat iemand terugvalt in crimineel gedrag.  

Idealiter handelt de rio namens de gemeente met een functionele positie in een multidisciplinair team. De rio pakt de regie op de re-integratie van ex-gedetineerden met complexe meervoudige problematiek en agendeert knelpunten en verbetermogelijkheden in de samenwerking en/of regelgeving. Het resultaat voor de (ex)-gedetineerde staat altijd voorop, niet de doelstellingen van de afzonderlijke organisaties of voorzieningen. De aanpak is gericht op:

  • Een team vormen met de nazorg-kandidaten en toezicht houden, scannen en begeleiden in samenwerking met de PI’s, politie, Reclassering Nederland en andere relevante ketenpartners.
  • Signaleren en terugdringen belemmerende factoren dan wel oplossen van problematiek op de vijf basisvoorwaarden; met voldoende steun/commitment van de gemeente.
  • Verkennen en uitwerken van de mogelijkheden voor het realiseren van een juridische grondslag voor de gegevensuitwisseling van ex-gedetineerden.
  • Monitoren en evalueren van verrichte werkzaamheden gedurende het traject. Meten = weten.

Regie  

De rio schakelt regelmatig tussen verschillende vormen van regie. Soms stemt de rio als hoofdbegeleider van de jongere af met andere professionals (casusregie), soms coördineert de rio de inzet vanuit verschillende organisaties met allemaal eigen werkprocessen en procedures (procesregie), soms overlegt de rio met bestuurlijk verantwoordelijken over kansen en risico’s van interventies en te maken keuzes (bestuurlijke regie). Regie voeren vraagt steeds een goed verhaal:

  • over wat nodig is voor een jongere (op basis van gesprekken met die jongere);
  • over een overkoepelend doel voor het coördineren van de inzet van verschillende partijen;
  • over kansen en risico’s van bestuurlijke keuzes.

Werkzame principes

  1. Begeleiding/toezicht > een team vormen met de jongere door een combinatie toe te passen van werkzame principes zoals aandacht en eigen kracht;
  2. Inzet eigen netwerk > de rio werkt in de sociale omgeving van de jongere en kent de uitdagingen en problemen waar hij/zij mee te maken heeft;
  3. Bevorderen van (zelf) inzicht en (zelf)kennis > de rio neemt dingen uit handen die de jongere zelf niet kan om draaglast en stress te verminderen, structuur te bieden en te bouwen aan dromen en talenten. Dit is onderdeel van de rio-werkwijze om ervoor te zorgen dat de cliënt stabiel en zelfredzaam wordt.

Punt 2 en 3 zijn impliciet onderdeel van de begeleiding.

Wat levert het op?

  • Meer zelfredzaamheid en zelfstandigheid van ex-gedetineerde HIC-plegers, waardoor de kans op recidive daalt;
  • Beter zicht van de gemeente op de omvang en de aard van de doelgroep;
  • Erkenning dat een re-integratie aanpak van de doelgroep vraagt om verbinding tussen het zorg- en veiligheidsdomein;
  • Herijking van bestaande werkafspraken en werkprocessen; meer regelruimte voor maatwerk;
  • Besparing op maatschappelijke kosten (Wmo gelden);
  • Meer mogelijkheden tot doorbraak bij complexe casuïstiek door integrale aanpak

De belangrijkste uitdagingen in het begeleiden en bemiddelen van deze jongeren zijn:

  • Het vinden van een balans tussen ondervragen en overvragen. Hun kunnen wordt bepaald door hun competenties, de steun die ze krijgen vanuit hun sociale netwerk, en hun maatschappelijke kansen (discriminatie op basis van afkomst, opleiding, buurt enzovoort). Ontwikkeling is het meest effectief als jongeren net een beetje meer uitgedaagd worden dan wat ze al kunnen, en er iemand is om ze daarbij te begeleiden. Overvragen en ondervragen leiden meestal tot afhaken.
  • Het vinden van een balans tussen aansluiten bij de eigen motivatie van een jongere en bij wat de maatschappij vraagt. Motivatie heeft een richting en een grootte: wát wil je, en hoe graag wil je het? De richting van de motivatie hangt in belangrijke mate af van het referentiekader van een jongere en van de gemeenschap waarvan hij het gevoel heeft deel uit te maken: de maatschappij of juist meer de straatgroep, of iets anders? De sterkte van de motivatie hangt onder andere af van succes ervaringen en het geloof/vertrouwen in zichzelf, en kan in die zin als afhankelijk gezien worden van iemands competentie (zelfdeterminatietheorie). Ontwikkeling is het meest effectief als we dingen doen die aansluiten bij de interne motivatie van een jongere en die belangrijk zijn in het dagelijks leven van een jongere.
  • Er te zijn en verschil te kunnen maken. De kwaliteit van de relatie is een van de belangrijkste succesfactoren. Daarnaast moeten begeleiders iets kunnen: voor elkaar krijgen wat de jongere zelf niet kan;
  • Een voldoende brede scope te hebben wat betreft leefgebieden. Hoe meer leefgebieden op orde zijn, hoe kleiner de kans op crimineel gedrag;
  • Voldoende tempo te maken, vooral in de samenwerking en afstemming tussen professionals op verschillende beleidsterreinen. Doorzettingskracht in bureaucratie;
  • Een voldoende breed draagvlak te creëren onder alle betrokkenen: de jongere zelf, diens sociale omgeving, professionals die met de jongere bezig zijn.

Meer over rio: